Soms kom je iemand tegen die anders voelt.
Niet omdat je hart ineens op hol slaat, maar omdat je zenuwstelsel kalmeert.
Geen alarmsignalen. Geen pleasen. Geen opsmuk.
Alleen een onverwachte rust.
Alsof iets in jou denkt: Oei. Zou dit... veilig zijn?

En net dat is zó onwennig.
Want als je jarenlang hebt gedacht dat je gevoel te veel was,
je traagheid om je te openen een hindernis,
je diepgang een soort sociaal risico…
dan komt het binnen als iemand niet afhaakt.
Als iemand niet doet alsof hij je ziet,
maar echt wil kijken. Met open blik. En open hart.
Wanneer iemand je zegt: “Ik wil je leren kennen in al je lagen.”
Of zelfs durft vragen: “Hoe kan ik helpend zijn?”
dan schiet er van alles door je lijf.
Verwarring. Ontroering.
En ja, eerlijk? Ook een beetje paniek.
Want dan word je geconfronteerd met iets dat geen boek, geen coach, geen affirmatie je kon geven:
iemand die je laat voelen dat je al die tijd nooit te veel bent geweest.
Dat je misschien gewoon nog nooit helemaal gezien bent.
En dus wil je blijven.
Maar je systeem sputtert tegen.
“Voorzichtig, dit is te mooi.”
“Straks klapt het weer dicht.”
“Zet je schrap.”
(Je kent het wel: de greatest hits van een overactieve beschermingsmodus.)
En tóch… blijf je staan.
Niet omdat je weet hoe het zal lopen, maar omdat iets in jou wéét:
dit verdient het om gevoeld te worden.
Misschien is dat wel de grootste winst.
Niet dat je meteen weet wat het is of waar het heen gaat,
maar dat je lijf niet meer wegloopt van zachtheid.
En dat is geen sprookje. Dat is regulatie in actie.
Verbinding die niet overdondert, maar verankert.
Liefde, misschien — of iets wat erop lijkt.
Of gewoon: jij, op je plek, niet te veel, niet te weinig. Gewoon… genoeg.
En wat me misschien nog het meest verwondert…
is dat sinds ik die veiligheid heb ervaren, er iets naar boven komt waarvan ik dacht dat het al lang verdwenen was.
Een stukje kind.
Niet het gekwetste kind dat we zo goed kennen — dat zich verstopt, zich aanpast, zich inslikt.
Maar het kind dat lééfde. Dat onbevangen was.
Dat iets te luid lachte en hele werelden verzon,
zonder zich af te vragen of dat oké was.
Blijkbaar zat dat stukje er al die tijd nog.
Te wachten tot het veilig genoeg was om weer buiten te komen spelen.
En weet je?
Dat voelt niet enkel magisch.
Het voelt ook een beetje raar.
Alsof ik mezelf opnieuw leer kennen.
Niet als versie 2.0. Maar als ik-zoals-ik-ooit-was, zonder schroom, zonder filter.
En tegelijk als ik-nu, met alle wijsheid, voorzichtigheid en zachtheid die ik onderweg verzameld heb.
Misschien is dat wel het grootste geschenk van echte verbinding:
dat je je niet alleen veilig voelt om te blijven staan,
maar ook om opnieuw te spelen.
Reactie plaatsen
Reacties
Zooo mooi, Heidi.